Acupunctuur is een onderdeel van de Oosterse geneeskunst die al een paar duizend jaar in vele landen wordt toegepast. Voorheen als enige manier van genezen, tegenwoordig gecombineerd met de kennis en vaardigheden van de westerse geneeskunde.
Bij de uitleg van acupunctuur komen twee basis-begrippen aan de orde:
energie en de mens in zijn totaliteit (holistische benadering ).

In de acupunctuur spreekt men niet over een bloedvatstelsel, een zenuwstelsel of een lymfevatstelsel maar over een energiestelsel.
Energie beweegt zich in energiebanen (meridianen ) welke gevoed worden  door energiebronnen (organen ).
Bij een goede conditie van de organen, een goede samenwerking daartussen  én als de energie ongestoord kan stromen ín de meridianen is er sprake van een natuurlijk evenwicht.
De hoeveelheid energie is dan in balans  : lichaam en geest zijn gezond.

Bij een verstoring van dit evenwicht, bijvoorbeeld door aanhoudende overmatige geestelijke belasting  (ondergaan van hevige emoties ) kunnen er klachten ontstaan op geestelijk maar ook op lichamelijk niveau.  Er is dan sprake van een tekort, of een teveel aan energie of de energie stroomt niet vloeiend in de energiebanen.
Met behulp van het plaatsen van fijne naaldjes op nauwkeurig vastgestelde plaatsen ( acupunctuurpunten ) wordt het stromen van de energie en de (samen)werking van een orgaan beïnvloed.

Andere onderdelen van de Oosterse geneeskunst zijn moxa, cuppen, chinese kruiden, voedingsadviezen, electro-acupunctuur, tuina en Qi gong (oefeningen waarbij men lichaamsdelen volgens een voorgeschreven patroon beweegt en enige keren herhaalt ter verbetering van de energiedoorstroming).